Inspectierapport. Kinderdagverblijf 't Schommeltje (KDV) Iepenlaan TG Schagen Registratienummer - PDF Free Download (2024)

Transcriptie

1 Inspectierapport Kinderdagverblijf 't Schommeltje (KDV) Iepenlaan TG Schagen Registratienummer Toezichthouder: GGD Hollands Noorden In opdracht van gemeente: Schagen Datum inspectie: 20 september 2018 Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek Status: Definitief Datum vaststelling inspectierapport: 26 oktober 2018

2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Het onderzoek... 3 Observaties en bevindingen... 4 Overzicht getoetste inspectie-items Gegevens voorziening Gegevens toezicht Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum van 17

3 Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek. Beschouwing De kwaliteit van de opvang van kinderen is van grote invloed op hun ontwikkeling. Daarom stelt de Rijksoverheid kwaliteitseisen aan de kinderopvangorganisaties in de Wet kinderopvang. De Rijksoverheid stelt kwaliteitseisen voor kinderopvang, onder andere op het gebied van registratie, wijzigingen, administratie, het pedagogisch beleid en verantwoorde dagopvang, inzet van voldoende gekwalificeerd personeel, stabiliteit van de opvang van kinderen, veiligheid en gezondheid, de accommodatie en ouderrecht. Jaarlijks worden alle kindercentra (minimaal) éénmaal bezocht in het kader van de naleving Wet kinderopvang door een toezichthouder van de GGD. Als gevolg van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK) zijn met ingang van 1 januari 2018 bepaalde kwaliteitseisen voor de kinderopvang gewijzigd. Met deze wijzigingen beoogt de Rijksoverheid heldere doelen en concrete eisen, transparantie en maatwerk. Hierdoor wijzigt ook deels de werkwijze van de toezichthouder. Het gesprek met houder en/of beroepskrachten over de kwaliteit van de opvang is een belangrijk onderdeel van het onderzoek. Het inspectierapport geeft per geïnspecteerd onderdeel een omschrijving van de observaties en bevindingen tijdens het inspectiebezoek. De getoetste items kunnen per inspectie verschillen. Op de laatste pagina s van het rapport staat een overzicht van alle getoetste inspectie-items. Voor een uitgebreide uitleg over het inspectieproces en de verantwoordelijkheden voor het toezicht en de handhaving op de kwaliteit, verwijzen wij naar De locatie Kinderdagverblijf 't Schommeltje is onderdeel van Stichting Kinderopvang Regio Schagen (SKRS), gevestigd in de wijk Groeneweg te Schagen en in exploitatie sinds De kinderen worden opgevangen in twee stamgroepen, een verticale groep met kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar en een peutergroep met kinderen in de leeftijd van 2-4 jaar. Deze laatste groep is alleen in de ochtenduren geopend en tijdens schoolvakanties gesloten. De locatie verzorgt voorschoolse educatie. Inspectiegeschiedenis Tijdens de jaarlijkse inspecties van 2014, 2015 en 2016 werd aan alle getoetste voorwaarden voldaan. In 2015 is ook een incidenteel onderzoek uitgevoerd, naar aanleiding van uitbreiding van het maximum aantal op te vangen kinderen. Tijdens de jaarlijkse inspectie van 2017 werd aan alle getoetste voorwaarden voldaan. De inspectie Deze jaarlijkse inspectie heeft onaangekondigd plaatsgevonden op 20 september De toezichthouder heeft gesprekken gevoerd met de beroepskrachten en er hebben observaties plaatsgevonden om de (pedagogische) praktijk te beoordelen. Verder zijn de nodige documenten ingezien. De bevindingen zijn met de beroepskrachten en de regiomanager besproken. Conclusie Er is niet voldaan aan de getoetste voorwaarden. Er is een tekortkoming geconstateerd binnen het domein Pedagogisch Klimaat, het item Voorschoolse educatie. Zie het betreffende item voor een toelichting. Advies aan College van B&W De toezichthouder adviseert het college om te handhaven conform handhavingsbeleid. 3 van 17

4 Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat Binnen de Wet kinderopvang gelden eisen voor de aanwezigheid van een pedagogisch beleidsplan, de inhoud van een pedagogisch beleidsplan, de relatie van het beleidsplan met de praktijk en het voeren van verantwoorde dagopvang. Tijdens dit onderzoek is het pedagogisch beleidsplan beoordeeld op de inhoud. Onderzocht is of in het pedagogisch beleidsplan onder andere een concrete beschrijving wordt gegeven hoe de beroepskrachten de pedagogisch basisdoelen in de praktijk waarborgen. Daarnaast is geobserveerd of de beroepskrachten in de praktijk van de opvang handelen naar de pedagogische basisdoelen en het pedagogisch beleidsplan van de organisatie. Pedagogisch beleid De houder beschikt over een pedagogisch beleidsplan. In dit beleidsplan is een pedagogisch werkplan opgenomen waarin locatiespecifieke informatie terug te vinden is. De uitgangspunten van het pedagogisch beleidsplan en andere (pedagogische) beleidsstukken worden onder de aandacht gebracht bij de beroepskrachten door middel van teamoverleggen en feedback van de pedagogisch medewerker. De houder draagt hiermee zorg voor de uitvoering van het pedagogisch beleid door de beroepskrachten. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft onder andere de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde dagopvang en de wijze waarop de mentor de verkregen informatie over de ontwikkeling van het kind met de ouders bespreekt. Er is een beschrijving van de tijden waarop minder beroepskrachten worden ingezet dan vereist is, op basis van het aantal aanwezige kinderen aanwezig. Aan de getoetste voorwaarden betreffende het pedagogisch beleidsplan is voldaan. Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor verantwoorde opvang, rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden en zorgt dat: op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan, respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en structuur wordt geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen; kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving; kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden; kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij. Dit doet de houder door de basisdoelen concreet te benoemen en uitleg te geven wat de werkwijze van de beroepskrachten hierbij is. De beroepskrachten kunnen aan de hand van deze omschrijving hun werkwijze bepalen. De werkwijze van de beroepskrachten wordt vervolgens geëvalueerd met de pedagogisch beleidsmedewerker. 4 van 17

5 Voor de beoordeling van het bieden van verantwoorde kinderopvang is het openbare veldinstrument observatie pedagogische praktijk kindercentra en peuterspeelzalen (december 2014) gebruikt. Aan de hand van indicatoren uit dit veldinstrument heeft de toezichthouder de pedagogische praktijk beoordeeld. Indicatoren uit dit veldinstrument worden cursief weergegeven. Uitleg en instructie De beroepskrachten begeleiden (nieuwe) kinderen actief bij het leren kennen en omgaan met de afspraken in de groep. Zij leggen uit wat er van het kind verwacht wordt. Zij geven aan welk gedrag bij welke situatie hoort in termen van wat er wèl mag. Praktijksituatie: Een aantal kinderen rent door de groepsruimte. De beroepskracht gaat op haar hurken zitten, neemt de kinderen bij zich en vraagt: "X, waar mogen we rennen?" Het kind antwoordt: "Buiten". "En waar zijn we nu?", vraagt de beroepskracht. "Binnen", zeggen de kinderen. "En wat mogen we dan niet?", is de vraag van de beroepskracht. De kinderen antwoorden dat ze buiten mogen rennen. "Heel goed, buiten rennen", zegt de beroepskracht. De kinderen lopen vervolgens door de ruimte. Taalverrijking In het dagprogramma zijn altijd activiteiten opgenomen die gericht zijn op en/of aanzetten tot taalverrijking (voorlezen, taalspelletjes, liedjes, rijm, verwoorden van ervaringen). Praktijksituatie: De kinderen zitten in de kring. Pop Puk wordt erbij gepakt heeft een rugtas mee waar wat in zit. De kinderen worden nieuwsgierig gemaakt door de beroepskracht. Ieder kind mag voelen wat er in zit. "Ik hoor van jullie dat het hard en zacht is, en het maakt geen geluid, wat zal het zijn?", reageert de beroepskracht. "Jawel, ik hoor wat!", zegt een kind. Als ieder kind gevoeld heeft, gaan ze kijken. De beroepskracht zegt: "Zullen we even gaan kijken? Wat is dat nou!" De kinderen mogen om de beurt kijken maar mogen niet verklappen wat ze zien! "Wat is dat nou! Wat zou het zijn? Een voet! Hé die hadden we al eerder gezien. Is het een grote voet?", vraagt de beroepskracht. De kinderen zeggen dat het een kleine voet is. De beroepskracht zegt: "Van wie was de voet ook alweer? Zou Puk hem passen?" Ze houden de voet uit het zakje bij de voet van Puk en het past. "Hé en wat is dit? Wat kan je hiermee doen? We willen jullie voeten verven, durven jullie dat? Dan moeten jullie één schoen en één sok uit", zegt de beroepskracht. De beroepskracht vertelt dat de activiteit met Puk iedere opvangdag terugkomt. Altijd zit er iets in zijn rugtas waar een activiteit mee gedaan wordt. Bovenstaande betreft slechts enkele voorbeelden van verschillende observaties. Naar aanleiding van de praktijkobservaties is geconcludeerd dat tijdens het inspectiebezoek voldoende is voorzien in het bieden van verantwoorde dagopvang. Voorschoolse educatie Onder voorschoolse educatie wordt uitvoering van een erkend programma verstaan, dat gericht is op het stimuleren van kinderen in hun ontwikkeling op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. De termen voor- en vroegschoolse educatie (VVE) en voorschoolse educatie (VE) hebben in dezen dezelfde betekenis. 5 van 17

6 Per week besteedt de houder de verplichte minimale 10 uur aan voorschoolse educatie. Het programma uit zich middels een gestructureerd dagprogramma dat zichtbaar is in de praktijk. Er wordt gewerkt met het voorschoolse educatieprogramma Uk & Puk. Tijdens het inspectiebezoek wordt er gewerkt aan het thema "Reuzen en kabouters" op alle groepen. Op de groep waar VE wordt gegeven wordt er intensiever met kleine groepjes kinderen gewerkt waar de kinderen met een VE indicatie deel van uit maken. Er wordt gewerkt met opdrachten en vertelplaten, aangepast aan het thema en de individuele behoeften van de kinderen. De contacten met ouders zijn nauw, de ouderbetrokkenheid is groot, geven de beroepskrachten aan. De kinderen met een VE-indicatie worden standaard op de peutergroep geplaatst. Echter betreft dit een peutergroep welke twee ochtenden per week geopend is. Hiermee kunnen kinderen geen 10 uur deelnemen aan de VE, waardoor de kinderen met een VE-indicatie aansluiten op andere dagdelen op de groep van het KDV, waar ook VE wordt aangeboden. De beroepskrachten toetsen de vorderingen van de kinderen met een indicatie voor VE middels het volgsysteem van gemeente Schagen. Momenteel is SKRS bezig met het ontwikkelen en van een eigen volgsysteem middels het digitale systeem Konnekt. Hierin worden de eisen van de gemeente meegenomen. De locatie ontvangt voor het aanbieden van VE subsidiegelden van de gemeente. Eén van de daarbij horende eisen betreft het aantoonbaar maken van deskundigheidsbevordering op het gebied van VE. De houder heeft hiervoor een opleidingsplan opgesteld wat voor het komend jaar de deskundigheidsbevordering van de beroepskrachten beschrijft. Op de peutergroep waar VE wordt aangeboden, beschikken de werkzame beroepskrachten nog niet over een VE-kwalificatie. Zij zijn beide gestart met een opleiding in september 2017 en er wordt verwacht dat zij in januari 2019 gekwalificeerd zullen zijn. Hiertoe mogen de beroepskrachten niet formatief ingezet worden op de groep waar VE wordt aangeboden. 6 van 17

7 Uit bovenstaande constatering(en) / bevindingen blijkt dat aan de volgende voorwaarde niet is voldaan: [Tot ] Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. [Vanaf ] Onderdeel van een beroepsopleiding vormt ten minste een met gunstig gevolg afgesloten keuzedeel dat is gericht op het ontwikkelingsgericht werken in de voorschoolse educatie en dat ten minste kennis en vaardigheden omvat met betrekking tot: a. het werken met programma s voor voor- en vroegschoolse educatie, b. het stimuleren van de ontwikkeling van het jonge kind, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling, c. het volgen van de ontwikkeling van peuters en het hierop afstemmen van het aanbod van voorschoolse educatie, d. het betrekken van de ouders bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen, en e. het vormgegeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie. In afwijking hiervan is het keuzedeel niet vereist indien de genoemde kennis en vaardigheden al onderdeel zijn van de beroepsopleiding waarop de kwalificatie is gericht. (art 1.50b Wet kinderopvang; art 4 lid 2 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) OF De bezitter van een getuigschrift of erkenning die niet een keuzedeel voorschoolse educatie in de beroepsopleiding omvat, overlegt een bewijsstuk dat met gunstig gevolg scholing is afgerond die specifiek is gericht op het verwerven van kennis en vaardigheden met betrekking tot voorschoolse educatie. Deze scholing heeft in elk geval betrekking op de kennis en vaardigheden genoemd in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en omvat ten minste 12 dagdelen. (art 1.50b Wet kinderopvang; art 4 lid 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke Interview (beroepskrachten) Observaties (praktijk binnen- en buitenruimte) Website ( Pedagogisch beleidsplan ( Pedagogisch beleid kdv+pto) VVE-certificaten Opleidingsplan voorschoolse educatie (2018) 7 van 17

8 Personeel en groepen Binnen de Wet Kinderopvang gelden eisen voor de kwalificatie en inzet van beroepskrachten, stagiaires en beroepskrachten in opleiding. Tijdens de inspectie is onder andere naar verklaringen omtrent het gedrag, de opleidingseisen en eisen aan de inzet van leerlingen, het aantal beroepskrachten (de beroepskracht-kindratio) en de stabiliteit van de opvang voor kinderen gekeken. Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang Personen, werkzaam in de kinderopvang worden sinds 1 maart 2013 door de overheid continu gescreend op functieaspecten passende bij hun functie, de zogenaamde continue screening. Sinds 1 maart 2018 is hiertoe het Personenregister kinderopvang (PRK) in werking getreden. In dit PRK dient iedereen die werkzaam is in de kinderopvang, ook tijdelijke medewerkers, te worden ingeschreven en gekoppeld aan een houder. De toezichthouder heeft de verklaring omtrent gedrag en de inschrijving van de beroepskrachten en stagiaire in het PRK bekeken en de koppeling met de houder beoordeeld. De verklaring omtrent gedrag is bij inschrijving in het PRK niet ouder dan twee maanden. De houder draagt zorg voor de koppeling van de persoon met de houder. Personen die in dienst treden vangen de werkzaamheden aan nadat de koppeling met de houder is voltooid. Aan de getoetste voorwaarden is voldaan. Opleidingseisen en eisen aan de inzet van leerlingen Voor de kindercentra worden de beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken zoals opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) kinderopvang aangemerkt als passende beroepskwalificatie. Deze beoordeling is gebaseerd op een steekproef onder het personeel werkzaam op de groep. De beroepskwalificaties van de beroepskrachten zijn op basis van de door de toezichthouder opgevraagde diploma's getoetst. Aan de getoetste voorwaarde betreffende opleidingseisen is voldaan. Aantal beroepskrachten Tijdens de inspectie is de beroepskracht-kindratio beoordeeld. Er is een steekproef genomen uit de presentielijsten van de afgelopen periode plus het bijbehorende dienstrooster via Konnekt, het digitale systeem waar de organisatie mee werkt. De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal gelijktijdig aanwezige kinderen in de stamgroep is conform de voorwaarden. Tijdens de inspectie was de feitelijke bezetting: De schommel: negen kinderen onder begeleiding van twee beroepskrachten en 1 stagiaire boventallig ingezet; De trommel: acht kinderen onder begeleiding van twee beroepskrachten. Aan de getoetste voorwaarde betreffende aantal beroepskrachten is voldaan. 8 van 17

9 Stabiliteit van de opvang voor kinderen KDV 't Schommeltje biedt opvang aan maximaal 32 kinderen in twee stamgroepen: De schommel biedt opvang aan maximaal zestien kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar; De trommel biedt opvang aan maximaal zestien kinderen in de leeftijd van 2-4 jaar. Aan ieder kind is een mentor toegewezen. De mentor is aanspreekpunt voor het kind en de ouders en bespreekt, indien wenselijk, periodiek de ontwikkeling en het welbevinden van het kind met de ouders. Aan de getoetste voorwaarden is voldaan. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke Interview (beroepskrachten) Observaties (praktijk binnen- en buitenruimte) Personen Register Kinderopvang (geraadpleegd op ) Informatiemateriaal voor ouders Diploma's beroepskrachten (toegestuurd gekregen) Plaatsingslijsten (september 2018) Presentielijsten (september 2018) Personeelsrooster (2018) 9 van 17

10 Veiligheid en gezondheid Binnen de Wet kinderopvang gelden eisen die betrekking hebben op de veiligheid en gezondheid in een kindercentrum. De houder van een kindercentrum dient beleid te voeren dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen in en rond het kindercentrum zoveel mogelijk is gewaarborgd. Tijdens de inspectie is beoordeeld of de houder beschikt over een veiligheids- en gezondheidsbeleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. Gekeken is hoe het beleid tot stand is gekomen en of dit een continu proces is. Daarnaast is gekeken of de beroepskrachten betrokken worden bij het opstellen van het veiligheids- en gezondheidsbeleid en handelen naar dit beleid. Tevens is beoordeeld of er tenminste één volwassene in de locatie aanwezig is, die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen. Veiligheids- en gezondheidsbeleid De houder heeft het locatie specifieke beleid op het gebied van veiligheid en gezondheid onder meer vastgelegd in de volgende documenten: beleid veiligheid en gezondheid; protocollen; risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid. In de groepsruimten zijn tijdens de inspectie geen onveilige of ongezonde aspecten waargenomen. Op grond van de gesprekken en de observatie van de praktijk op de groep, is geconcludeerd dat de beroepskrachten het veiligheids- en gezondheidsbeleid kennen en over het algemeen op een juiste wijze in praktijk brengen. Uit het rooster blijkt dat de houder er zorg voor draagt, dat er tijdens de opvang altijd een volwassene met een kinder-ehbo diploma aanwezig is. De houder beschrijft in het beleid veiligheid en gezondheid concreet hoe hij voornemens is ervoor te zorgen dat, samen met de beroepskrachten, beleidsvoering een continu proces is van vormgeven, implementeren, evalueren en actualiseren is. Beschreven staat: Het beleid is in eerste instantie gevormd door de ingevulde risico-inventarisatielijsten van de afgelopen jaren. Daarnaast leveren de pedagogisch medewerkers input voor het beleid tijdens een teamvergadering. Na het schrijven van het beleid door de pedagogisch beleidsmedewerker wordt het op de groepen geïmplementeerd in de teamvergaderingen. Jaarlijks nemen de pedagogisch beleidsmedewerker en de pedagogisch medewerkers het plan samen door. We evalueren het beleid: we bespreken of er wijzigingen moeten komen om het plan actueel te houden. We zorgen voor een extra evaluatiemoment als daar aanleiding toe is (bijvoorbeeld bij een ongeval, verbouwing of bij nieuwe inzichten). Om een goed beeld te krijgen wat precies onveilige situaties zijn, houden de pedagogisch medewerkers een ongevallenregistratie bij, die eveneens tijdens het evaluatiemoment besproken wordt. Na elk evaluatiemoment herschrijft de pedagogisch beleidsmedewerker het beleid, zodat we altijd met een actueel beleid werken. De communicatiemedewerker plaatst het document in de app, zodat het meest actuele beleid voor elke medewerker inzichtelijk is. Aan de getoetste voorwaarden is voldaan. 10 van 17

11 Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke Interview (beroepskrachten) Observaties (praktijk binnen- en buitenruimte) EHBO certificaten (toegestuurd gekregen) Beleid veiligheid- en gezondheid (2018) Ouderrecht Binnen de Wet kinderopvang gelden eisen betreffende de wijze waarop de houder de ouders betrekt en informeert inzake het beleid. Ouders dienen juist geïnformeerd te zijn over de gang van zaken in het kindercentrum. Informatie De houder heeft de ouders geïnformeerd over de tijden waarop minder beroepskrachten worden ingezet dan vereist op basis van de aanwezige kinderen. Dit is gedaan middels een nieuwsbrief waarin alle maatregelen met betrekking tot "Wet IKK" zijn beschreven. Aan de getoetste voorwaarde betreffende informatie is voldaan. Gebruikte bronnen: Nieuwsbrieven (IKK) Interview houder en/of locatieverantwoordelijke: regiomanager. 11 van 17

12 Overzicht getoetste inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogisch beleid Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan. De houder draagt er zorg voor dat in de dagopvang conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld. (art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang) Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop de mentor de verkregen informatie over de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders bespreekt en de wijze waarop aan de ouders en het kind bekend wordt gemaakt welke beroepskracht de mentor is van het kind. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 2 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang) Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de tijden waarop er minder beroepskrachten worden ingezet dan vereist is op basis van het aantal aanwezige kinderen, alsmede de tijden waarop in ieder geval niet daarvan wordt afgeweken en wordt voldaan aan de beroepskracht-kindratio. De afwijkende inzet van het minimum aantal beroepskrachten dat op grond van de beroepskracht-kindratio vereist is, kan op de dagen van de week verschillen, zij het dat de afwijkende inzet niet per week verschilt. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 3 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang) Pedagogische praktijk In het kader van het bieden van verantwoorde dagopvang, draagt de houder er in ieder geval zorg voor dat, rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden: a. op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan, respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en structuur wordt geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen; b. kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving; c. kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden; d. kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij. (art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 2 Besluit kwaliteit kinderopvang) 12 van 17

13 Voorschoolse educatie [Tot ] Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. [Vanaf ] Onderdeel van een beroepsopleiding vormt ten minste een met gunstig gevolg afgesloten keuzedeel dat is gericht op het ontwikkelingsgericht werken in de voorschoolse educatie en dat ten minste kennis en vaardigheden omvat met betrekking tot: a. het werken met programma s voor voor- en vroegschoolse educatie, b. het stimuleren van de ontwikkeling van het jonge kind, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling, c. het volgen van de ontwikkeling van peuters en het hierop afstemmen van het aanbod van voorschoolse educatie, d. het betrekken van de ouders bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen, en e. het vormgegeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie. In afwijking hiervan is het keuzedeel niet vereist indien de genoemde kennis en vaardigheden al onderdeel zijn van de beroepsopleiding waarop de kwalificatie is gericht. (art 1.50b Wet kinderopvang; art 4 lid 2 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) OF De bezitter van een getuigschrift of erkenning die niet een keuzedeel voorschoolse educatie in de beroepsopleiding omvat, overlegt een bewijsstuk dat met gunstig gevolg scholing is afgerond die specifiek is gericht op het verwerven van kennis en vaardigheden met betrekking tot voorschoolse educatie. Deze scholing heeft in elk geval betrekking op de kennis en vaardigheden genoemd in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en omvat ten minste 12 dagdelen. (art 1.50b Wet kinderopvang; art 4 lid 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 1.50b Wet kinderopvang; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De verhouding tussen het aantal beroepskrachten voorschoolse educatie en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht voorschoolse educatie per acht kinderen. (art 1.50b Wet kinderopvang; art 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. (art 1.50b Wet kinderopvang; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van: Een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van een voor de werkzaamheden passende opleiding die voor beroepskrachten voorschoolse educatie worden genoemd in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk, Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. OF Een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EUberoepskwalificaties, verleend ten aanzien van de door hen te verrichten beroepswerkzaamheden. (art 1.50b Wet kinderopvang; art 4 lid 1 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie; art 10c Regeling Wet kinderopvang) De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt jaarlijks voor elke locatie voorschoolse educatie een opleidingsplan vast dat in elk geval tot uitdrukking brengt op welke wijze de kennis en vaardigheden (Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie vanaf 1 augustus 2018, artikel 4 lid 2 onder a tot en met e) van de beroepskracht voorschoolse educatie worden onderhouden. De houder geeft op concrete en toetsbare wijze uitvoering aan het opleidingsplan, evalueert het plan jaarlijks en stelt het plan aan de hand van de evaluatie zo nodig bij. (art 1.50b Wet kinderopvang; art 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 1.50b Wet kinderopvang; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) 13 van 17

14 Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang In het bezit van een verklaring omtrent het gedrag zijn: a. de houder of voorgenomen houder van een kindercentrum; b. de personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen; c. de personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de locatie waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen; d. de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen; e. de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op het kindercentrum, gevestigd op een woonadres. Voor zover het natuurlijke personen betreft is eenieder als bedoeld in de onderdelen a tot en met e ingeschreven in het personenregister kinderopvang. (art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang) De houder van een kindercentrum draagt zorg voor koppeling op basis van het burgerservicenummer, met de in artikel 1.50 derde lid van de Wet genoemde personen inclusief hemzelf. (art 1.48d lid 2 en 3 Wet kinderopvang) Na inschrijving van een persoon als bedoeld in artikel 1.50 derde lid van de Wet in het personenregister kinderopvang en na koppeling met de houder kan de persoon zijn werkzaamheden aanvangen. (art 1.50 lid 4 Wet kinderopvang) Opleidingseisen en eisen aan de inzet van leerlingen Beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende opleiding. De beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken die voor beroepskrachten worden genoemd in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk, Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening worden aangemerkt als beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken voor een passende opleiding. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 6 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 7 lid 1 Regeling Wet kinderopvang) Aantal beroepskrachten De verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal aanwezige kinderen in een stamgroep (beroepskracht-kindratio) wordt bepaald op grond van tabel 1 in bijlage 1a, onderdeel a bij het besluit en de daarbij behorende rekenregels. Gebruik kan worden gemaakt van de rekentool op de website Indien bij dagopvang per dag ten minste tien aaneengesloten uren opvang wordt geboden, kunnen in afwijking van het vereist aantal minimaal in te zetten beroepskrachten, voor ten hoogste drie uren per dag minder beroepskrachten worden ingezet. Dit met inachtneming van de in het pedagogisch beleidsplan vastgestelde tijden waarop minder beroepskrachten kunnen worden ingezet dan minimaal vereist op grond van de beroepskracht-kindratio alsmede de tijden waarop in ieder geval niet daarvan wordt afgeweken. Gedurende de uren dat minder beroepskrachten worden ingezet wordt ten minste de helft van het aantal vereiste beroepskrachten ingezet. De afwijkende inzet kan op de dagen van de week verschillen, zij het dat de afwijkende inzet niet per week verschilt. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 3 onder a en 7 lid 1, 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang) 14 van 17

15 Stabiliteit van de opvang voor kinderen Bij dagopvang vindt de opvang plaats in stamgroepen. Een kind wordt opgevangen in één stamgroep. De maximale groepsgrootte wordt bepaald op grond van tabel 1 in bijlage 1a, onderdeel a van het Besluit kwaliteit kinderopvang. Het vereiste van opvang in één stamgroep geldt niet: - indien kinderen bij activiteiten als beschreven in het pedagogisch beleidsplan de stamgroep verlaten; - voor een kind dat blijkens de overeenkomst tussen de houder en de ouders van het kind, gebruik maakt van dagopvang op dagen die per week verschillen; - indien met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders het kind gedurende een tussen houder en ouders overeengekomen periode worden opgevangen in één andere stamgroep dan de vaste stamgroep. De eis ten aanzien van de maximale groepsgrootte geldt niet indien kinderen bij activiteiten als beschreven in het pedagogisch beleidsplan de groep verlaten. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 9 lid 1, 2, 7, 8 en 9 Besluit kwaliteit kinderopvang) Veiligheid en gezondheid Veiligheids- en gezondheidsbeleid De houder heeft voor elk kindercentrum een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder draagt er zorg voor dat er in de dagopvang conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de wijze waarop de houder er zorg voor draagt dat het veiligheids- en gezondheidsbeleid samen met de beroepskrachten een continue proces is van het vormen van beleid, implementeren, evalueren en actualiseren. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 3 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang) De houder draagt er zorg voor dat er gedurende de dagopvang te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen conform de in de Regeling Wet kinderopvang aan deze kwalificatie gestelde nadere regels. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 8 Regeling Wet kinderopvang) Ouderrecht Informatie De houder informeert de ouders nadrukkelijk over de tijden waarop er minder beroepskrachten worden ingezet dan vereist is op basis van het aantal aanwezige kinderen, alsmede de tijden waarop in ieder geval niet daarvan wordt afgeweken en wordt voldaan aan de inzet van het minimaal aantal beroepskrachten op basis van de beroepskracht-kindratio. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang) 15 van 17

16 Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening : Kinderdagverblijf 't Schommeltje Website : Aantal kindplaatsen : 32 Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Ja * * De inhoud van dit rapport wordt gedeeld met de Inspectie van het Onderwijs. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van de voorschoolse educatie op de kinderdagverblijven (voorscholen) en kan onder andere op basis van het GGD-rapport besluiten tot een onderzoek. Tevens bekijkt de Inspectie van het Onderwijs of er in de gemeente afspraken zijn gemaakt over de voor- en vroegschoolse educatie. (Artikel 1.63 lid 6 Wet kinderopvang). Gegevens houder Naam houder : Stichting Kinderopvang Regio Schagen Adres houder : Lauriestraat 42 Postcode en plaats : 1741 CK Schagen Website : KvK nummer : Aansluiting geschillencommissie : Ja Gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD : GGD Hollands Noorden Adres : Postbus 9276 Postcode en plaats : 1800 GG Alkmaar Telefoonnummer : Onderzoek uitgevoerd door : Mevrouw K. Bos Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente : Schagen Adres : Postbus 8 Postcode en plaats : 1740 AA SCHAGEN Planning Datum inspectie : Opstellen concept inspectierapport Hoor en wederhoor : : Zienswijze houder : Vaststelling inspectierapport : Verzenden inspectierapport naar houder : Verzenden inspectierapport naar : gemeente Openbaar maken inspectierapport : van 17

17 Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. Locatie t Schommeltje van SKRS, met 1 kinderdagverblijfgroep en een peuteropvang groep ( t Trommeltje) heeft op 20 september bezoek gehad van de GGD inspectrice. Deze locatie is sinds september 2018 onderdeel van IKC de Rank. Het is fijn om in het rapport te lezen dat de inspectrice op positieve wijze heeft kunnen ervaren hoe ons (pedagogisch) beleid in de praktijk wordt gebracht. De pedagogische kwaliteiten van onze medewerkers zijn tijdens dit onverwachte inspectiebezoek goed naar voren gekomen. Wij zijn dan ook trots op onze medewerkers, zij laten in de praktijk zien waar wij als SKRS voor staan, het kind voorop! De inspectrice heeft kunnen zien hoe wij het voorschoolse educatieprogramma Uk en Puk centraal stellen, ze belicht een aantal mooie praktijkvoorbeelden. Middels dit programma worden de kinderen extra gestimuleerd op het gebied van taal, (ontluikend) rekenen, motoriek en hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Helaas bestaat er in de kinderopvangbranche momenteel veel onduidelijkheid over de regelgeving van de VE scholing van de pedagogisch medewerkers, ook binnen de GGD. Wij zijn uitgegaan van de regelgeving die de CAO ons voorschrijft waarin momenteel sprake is van een overgangsregeling met betrekking tot de intensieve VE scholing die wij aanbieden aan onze pedagogisch medewerkers, een anderhalf jaar durende training waarin we de methodiek goed kunnen borgen. Maar helaas blijkt dit dus toch niet voldoende te zijn wat wij zeer betreuren. Het heeft momenteel onze volle aandacht om dit goed op te zetten en hopen door nauw contact met de GGD en gemeente ook dit punt op orde te hebben. Met vriendelijke groet, Regiomanager 17 van 17

Inspectierapport. Kinderdagverblijf 't Schommeltje (KDV) Iepenlaan TG Schagen Registratienummer - PDF Free Download (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Barbera Armstrong

Last Updated:

Views: 5943

Rating: 4.9 / 5 (79 voted)

Reviews: 86% of readers found this page helpful

Author information

Name: Barbera Armstrong

Birthday: 1992-09-12

Address: Suite 993 99852 Daugherty Causeway, Ritchiehaven, VT 49630

Phone: +5026838435397

Job: National Engineer

Hobby: Listening to music, Board games, Photography, Ice skating, LARPing, Kite flying, Rugby

Introduction: My name is Barbera Armstrong, I am a lovely, delightful, cooperative, funny, enchanting, vivacious, tender person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.